WOORDBLIND

Image

WOORDBLIND

Met broers, zussen en aanhang wandelden wij een sentimental journey door onze jeugd. Het stukje Amstelveen waar wij woonden tussen 1959 en 1972. We verhuisden naar het oosten op ongeveer mijn 16e verjaardag en ik schat dat ik in geen vijfendertig jaar meer in dat oude buurtje van mijn jeugd geweest ben.  Allemaal herinneringen komen boven en we tekenen uit hoe de lagere school eruit zag daar waar nu stadsvilla’s staan. De plek waar ik naar de middelbare school ging is onherkenbaar door de nieuwe woonwijk die er verrezen is. Maar de rolschaatsbaan is er nog, wat een wonder. Waar ik destijds op het oude horloge van mijn overleden opa de tijden klokte terwijl ik mij Kees Verkerk waande. De regenpijp op het voetbalpleintje herinnerde mij aan de winkelhaak in mijn linkerhand en al het bloed. Toen ik de bal van het dak van de garagebox haalde en aan het prikkeldraad bleef hangen dat om de regenpijp gebonden was. Die riskante klauterpartij ondernam ik vanwege een boze buurman die ballen lek prikt als die in zijn tuin of op het dak van zijn garagebox  belanden. De straat en huis waar wij woonden lijken zo groot in onze herinnering maar het is nogal pietepeuterig. Maar de herinnering is waar: het was toen groot, ons territorium. Er is een beeld dat bij mij het meeste bleef hangen. Ik vertelde het aan Giny, terloops, toen we tegenover de niet meer bestaande lagere school stonden. Pal onder een afdakje van het trappenhuis van de flat (die de tijd wel overleefd heeft). Daar, onder dat afdakje, wachtte mijn vader om mij naar de remedial teacher te brengen. In schooltijd, zodat ik moederziel alleen de school verliet naar mijn wachtende vader onder dat afdakje. Veel herinneringen aan die tijd heeft mijn brein verwijderd maar dat beeld niet. Het ontroert mij omdat het symbool staat voor een ongemak in mijn jeugd: woordblindheid.

Dyslexie heette toen woordblindheid en was begin jaren zestig geen afwijking die breed bekend was. Ook niet door mijn juf op de montessorischool. Grote achterstand in lezen en schrijven en verstorend gedrag. Duidelijke zaak, dat kind moet naar een school voor moeilijk lerende kinderen. Zwakbegaafd, geen twijfel over mogelijk. Mijn ouders hadden een ander beeld van mij. Door hun opleiding en doorzettingsvermogen wisten ze de weg  te vinden om mij te laten testen en ondersteunen door een remedial teacher. Voor alle sessies gehaald en gebracht door mijn vader. Ik ging naar een andere school met een juf die wél begreep wat er aan de hand was. Kortstondig droeg ik zo’n brilletje met matglas voor het ene oog en gewoon glas voor het andere. Als onderdeel van de behandeling. Hoe dan ook, ik was gered.  Gered waarvan dat weet ik eigenlijk niet. Stel dat ik minder slimme en doortastende ouders had gehad en in het bijzonder onderwijs beland was, zou het dan slecht met mij afgelopen zijn? Dat weet je niet. Ik heb technische aanleg dus wie weet zou ik een hele goede monteur geworden zijn. Mijn moeder wist het zeker: ‘je zou een hele slimme crimineel geworden zijn’.

Ik denk dat mijn moeder wel eens gelijk kan hebben. Wat ik begrijp uit de verhalen was dat mijn onmacht in het niet kunnen lezen en schrijven, terwijl ik dat wel heel graag wilde, zich vertaalde in opstandig gedrag. Dat zou er in het bijzonder onderwijs niet minder op geworden zijn. En van het één komt het ander. Het is een patroon dat ik later als sociaal werker bij jongeren meteen herkende. Degenen met pech dat hun talenten niet herkend worden, die niet begeleid zijn in hun kwetsbaarheden, die geen assertieve goed opgeleide ouders hebben, die geen liefdevolle juffen en meesters tegen kwamen. Dan zoek je gelijk gestemde vrienden in een eigen werkelijkheid waarin je wél meetelt. Dat kan behoorlijk uit de hand lopen weten we inmiddels. Onze bestuurders vinden het gewoon tuig en hebben geen behoefte aan verklaringen. Dus zal het met deze machthebbers helaas van kwaad tot erger gaan.  Er is in zestig jaar heel veel ten goede veranderd als het gaat om het herkennen en behandelen van dyslexie maar niet voor iedereen. Pijnlijk. Het zou heel goed kunnen dat mijn jeugdervaringen de intrinsieke motivatie gevoed hebben om wat aan die kansenongelijkheid te doen. Met dank aan mijn ouders.